Een werkkamp bij het toenmalige dorp Sellingerbeetse, nu Sellingen, dat in de bijna 13 jaar dat het bestond vele gedaantewisselingen onderging. Het werd gebouwd in 1935 voor de huisvesting van werklozen die in de omgeving werden ingezet om de ‘woeste gronden’ te ontginnen in het kader van de werkverschaffing. Een min of meer gedwongen ‘vrijwillige’ inzet, waarbij de mannen de keuze hadden om voor weinig geld veel uren te maken en zwaar werk te verrichten tegen een karig salaris. Of ze konden aankloppen bij de Armenzorg, wat over het algemeen als een grote schande werd ervaren en zo weinig opleverde dat de armoede nauwelijks verlicht werd.
Het was nog net geen gesloten kamp: alleen op zaterdagavond en op zondag mochten de arbeiders het kamp verlaten om naar hun gezin te gaan.
Hekken zullen daarom niet om het kamp gestaan hebben. Dat veranderde waarschijnlijk in de oorlogsjaren. De werkverschaffing, die in 1939 was omgedoopt in werkverruiming, werd door de Duitse bezetters na mei 1940 dankbaar overgenomen. Net als de door de Nederlanders gebouwde kampen, die kwamen uitstekend van pas voor het wegwerken van een ieder die ze niet aanstond. Of, zoals in 1942 in Werkkamp de Beetse, voor de tijdelijke opvang van joodse gevangenen.
500 Amsterdamse joden werden in de Beetse te werk gesteld in 1942. Tot 3 oktober van dat jaar, toen ze te voet naar het station van Stadskanaal moesten om op de trein naar Kamp Westerbork te worden gezet. Het was de joodse feestdag Jom Kippoer, Grote Verzoendag, en de mannen was toegezegd, dat ze in Westerbork herenigd zouden worden met hun gezin. Wat cynisch genoeg inderdaad gebeurde; alle gezinsleden van de mannen waren bij razzia’s opgepakt en naar Kamp Westerbork vervoerd. Kort daarna werden de complete gezinnen afgevoerd naar de beruchte oost-Europese kampen, waaronder Auschwitz, waarvandaan, naar men zegt, niemand van hen levend is teruggekomen.
Hierna bleef het kamp leeg staan, tot het in 1944 weer in gebruik genomen werd. Ditmaal als doorstroomkamp voor honderden Nederlandse mannen, die voor de Arbeitseinsatz naar Duitsland moesten. In de tijd die ze hier doorbrachten, wachtend op hun vervoer naar Duitsland, werden ze ingezet bij de boeren in de omgeving om te helpen op het boerenbedrijf.
In 1945 werden er 200 NSB-vrouwen en kinderen gehuisvest, die tijdens Dolle Dinsdag in 1944 op de vlucht waren geslagen voor hun woedende, op wraak beluste, landgenoten, die op dat moment op basis van geruchten dachten dat de bevrijding nabij was. Een vergissing, maar veel NSB’ers sloegen op de vlucht en zochten hun toevlucht op de Lüneburger Heide in Duitsland, waar ze vast kwamen te zitten in een vluchtelingenkamp. Zij mochten weer terugkomen naar Nederland na bemiddeling van NSB-leider Mussert en kregen een tijdelijk plekje in kamp de Beetse.
In april 1945 veranderde de bestemming van Kamp de Beetse voor de laatste keer en werd het een interneringskamp voor NSB’ers en oud-SS’ers. In 1948 werd het definitief gesloten. De barakken werden afgebroken en verkocht. Alleen de barak van de kampbeheerder bleef staan. De grond van het kamp werd in gebruik genomen door Staatsbosbeheer als natuurcamping en de kampbeheerdersbarak werd een campingbeheerdersbarak.
Tegenwoordig is Werkkamp de Beetse een museum en gedenkplaats. Normaal zou daar op 4 mei een herdenking plaatsvinden, maar door de Coronamaatregelen is het museum gesloten voor festiviteiten.
Een museum dat álle slachtoffers gedenkt. Ook de vier NSB-slachtoffers die in het kamp het leven lieten worden herdacht achter de beheerdersbarak, aan de rand van het terrein, bijna letterlijk ‘op de grens van het vergeten’:
Meer over het musem is te lezen op https://kampdebeetse.wordpress.com/